Moslims, joden en christenen werken zij aan zij in dit Israëlische ziekenhuis: "Er móet hoop zijn"
Het is een bijzondere plek in het Midden-Oosten: Joden, moslims en christenen werken er eensgezind zij aan zij voor de beste zorg. Sinds de aanval van Hamas op Israël “begint dat langzaam wat moeilijker te worden”, zegt Uri Schwarz (64), die maar liefst 32 jaar in het Shaare Zedek-ziekenhuis werkte. “Maar de waarheid is dat er hoop móet zijn. In Israël moeten we op de een of andere manier samenwerken en leven.”
Maar kort zijn ze in Nederland: Uri Schwarz en zijn vrouw Annika willen zo snel mogelijk weer terug naar Israël. “Onze dochter, een moeder van vier kinderen, is opgeroepen voor het leger, net als een schoonzoon. Een zoon is de leider van een groot hulpcentrum dat sinds de aanval op 7 oktober is opgezet. Het hele land staat in de noodtoestand.”
Uri en Annika's dochter Anat leidt een vergadering terwijl ze is opgeroepen voor het Israëlische leger
Toch blijft het ziekenhuis waar Schwarz tientallen jaren werknemer was en nu vrijwilliger is een eiland van hoop, vertelt hij. Ook tijdens de verschrikkelijke gebeurtenissen op 7 oktober. “We hebben gewonde mensen opgevangen: gewonden van de aanval en gewonde soldaten. Ook nu nog worden er dagelijks soldaten binnengebracht. Het hele land is ermee bezig, iedereen kent wel iemand die gewond is, gedood is, of opgeroepen. Ook het ziekenhuis is daar onderdeel van. Zo zijn er acht kinderen van medewerkers van het ziekenhuis gedood en zijn er meer dan tweehonderd stafmedewerkers opgeroepen. Er is zelfs een verpleegster die twee zonen is verloren. De impact is enorm.”
Het luchtalarm ging af, op 7 oktober. Annika Schwarz dacht eerst dat het een foutje was, maar toen de sirenes voor de tweede keer klonken, was het duidelijk “dat er iets groots aan de hand was”. Toen vertrok ze gelijk naar het ziekenhuis, als hoofd van de operatieafdeling. “Veel ziekenhuizen in Israël zijn op elk scenario voorbereid: we hebben allemaal onze eigen rol. Iedereen weet wat te doen.”
In het Shaare Zedek-ziekenhuis werken artsen en verplegers met verschillende achtergronden naast elkaar en is elke patiënt welkom, vertelt Schwarz. “De naam van ons ziekenhuis is ontleend aan Psalm 118: de poorten van de gerechtigheid. Het moment dat er een patiënt door de deur komt, is hij of zij voor ons rechtvaardig. We vragen niet of hij heeft gebeden, of er belasting is betaald of dat hij een terrorist is.”
Waarom lukt het hier om vreedzaam te werken? “Het handboek voor de dokters is natuurlijk belangrijk, maar ons echte handboek is de Bijbel. Dat is onze gids. We zijn een religieus ziekenhuis.” Tegelijkertijd is 32 procent van de inwoners in Jeruzalem moslim en hebben medewerkers diverse geloven. Hoe gaat dat samen? “Moslims, bijvoorbeeld, hebben er geen problemen mee. Ze accepteren het en respecteren het. Er zijn ook Joden die er problemen mee hebben dat we de Bijbel volgen. Over het algemeen heeft iedereen veel respect voor elkaar. Dat is speciaal, al zien we dat het al wat moeilijker wordt door de huidige situatie. We hopen dat we dat volhouden.”
Toen Schwarz in 1990 in het ziekenhuis ging werken, had hij er al een bijzondere carrière opzitten: als rabbi in Finland en Nieuw-Zeeland diende hij daar de Joodse gemeenschap. “Ons plan was altijd al om terug te gaan naar Israël. Daar is echter iedereen rabbi: daar zit geen toekomst in. Een vriend adviseerde mij om bij het ziekenhuis te solliciteren. Sindsdien ben ik gezegend, het heeft mijn leven op z’n kop gezet. God works in mysterious ways.”
Hij hielp het ziekenhuis omvormen van een ‘lelijk eendje in een prachtige zwaan’, vergelijkt Schwarz de progressie van het Shaare Zedek-ziekenhuis met een sprookje van Hans Christian Andersen. “Van een klein lokaal ziekenhuis met vierhonderd bedden en duizend medewerkers, is het nu een groot internationaal ziekenhuis geworden. Inmiddels hebben we meer dan duizend bedden en vijfduizend medewerkers. We hebben een traumacentrum en een neurochirurgische afdeling. Daar voeren we hoogwaardige hersenoperaties uit.”
De dagelijkse spanningen in de Israëlische hoofdstad vroegen ook om deze veranderingen, zegt de Israëli: toen er tussen 2000 en 2004 maar liefst 48 grote aanslagen plaatsvonden in Jeruzalem en omstreken, moesten patiënten naar andere ziekenhuizen overgebracht worden. “Nu is dat andersom: andere ziekenhuizen brengen ze naar ons.” Zo werden er naar het Shaare Zedek-ziekenhuis meer dan vierhonderd gewonden van de oorlog ingevlogen via de helikopter.
Een helikopter landt bij het Shaare Zedek-ziekenhuis met patiënten uit Gaza
Die gewonden werden door zowel Joodse als islamitische en christelijke handen verzorgd. Hoe zorg je ervoor dat tussen mensen geen spanningen ontstaan? “Het is niet makkelijk. Tot aan de oorlog en zelfs bij de aanval van Hamas was dat geen probleem. Nu wordt het door de Gaza-oorlog langzaam wel een punt. Maar uiteindelijk beseft iedereen dat we geen keus hebben. In Israël moeten we op de een of andere manier samenwerken en leven. Zeker in een ziekenhuis.”
“In het verleden hadden ziekenhuizen, waaronder het Shaare Zedek-ziekenhuis, zelfs een programma samen met de Palestijnse Autoriteit, waardoor dokters uit Nablus en Ramalla (steden in Judea, red.) in ons ziekenhuis getraind werden.”
Tegelijk zorgen zowel gewonden als familie en vrienden die gemist worden voor psychische druk op het personeel en patiënten. Hoe gaan jullie daarmee om?
Annika: “We zijn erg alert op post-trauma bij mensen die de slachting overleefden, maar ook bij medewerkers. Vaak komt trauma pas later naar boven. We hebben een groot team psychologen om er voor hen te zijn. Er is fysieke rehabilitatie, maar die moet er in psychische zin ook zijn.”
Zijn er nog sporen van hoop te vinden in zo’n moeilijke situatie?
Uri Schwarz: “Je kan niet in Israël leven zonder een spoortje hoop. De waarheid is dat er hoop móet zijn om op de een of andere manier een oplossing te vinden. Het makkelijke antwoord is dat er geen hoop is, maar dat accepteer ik niet. Zeker als religieuze mensen moeten we geloven in een betere morgen. In het jodendom bidden we in elk gebed om shalom, vrede. We geloven, bidden en verwachten vrede.”
“Waar die hoop uit bestaat? Uiteindelijk ben ik ervan overtuigd dat elke moeder en vader het beste voor hun kind wil. Ook aan Palestijnse zijde.”
Net nadat u uw werk bij het ziekenhuis neerlegde, bleek u zelf kanker te hebben. Hoe gaat het met u?
“Ik moet nog elke maand behandelingen ondergaan. Eerst kreeg ik chemo, nu immuuntherapie. Het is zwaar, maar het gaat inmiddels ook beter. Ik kan niet klagen.”
Hoe was het om ineens zelf patiënt te zijn?
“Het ziekenhuis is voortreffelijk, heb ik gemerkt. Wat echter heel belangrijk was: over heel de wereld hebben mensen voor mij gebeden. Ook in Nederland. Dat was een immens groot gedeelte van mijn behandeling.”
Morele support tijdens Uri's chemotherapie
Hoe weet u dat?
“Dat is dezelfde vraag als hoe je weet dat God bestaat: je voelt het. Zeker met kanker heb je het nodig om optimistisch te zijn. Als je dat soort steun krijgt, doet dat wat met je. Zo kreeg ik een mail van iemand van de Nederlandse Stichting Shaare Zedek: ‘Ik bid iedere dag voor je’. Dat voel je, maakt je optimistisch. Ik ben ervan overtuigd dat het hoop geeft. Menigeen zag ik veel meer worstelen met de ziekte. Het liet me realiseren dat er een verschil tussen ons moet zijn, en dat het is geheim van gebed.”
Wat veranderde er door uw ziek-zijn aan uw perspectief op het ziekenhuis?
“Het laatste project wat ik tijdens mijn dienstverband uitvoerde was de opzet van het oncologische centrum. Ik kende er de weg uit de plannen die waren gemaakt. Het laatste waar ik aan had gedacht was dat ik er als patiënt terecht zou komen.
“Voor mij was het een deel van Gods plan. Dat ik er al die tijd ben gebleven. Waarom zou ik zolang in een ziekenhuis zijn, terwijl ik niet medisch onderlegd ben? God wist dat ik die faciliteiten wellicht nodig zou hebben.”
“Het laat me zien dat, hoewel er jaarlijks een miljoen mensen zien, elke patiënt gezien is en individueel behandeld wordt.”
Interview door Geerten van Breugel van CVandaag
Bron: CVandaag